Tekst: Douwe van Dam / Foto's: Douwe van Dam, / Illustraties: Silene noctiflora, Jacob Sturm Flora in Abbildungen, Nationale Databank Flora en Fauna, FLORON.


Nachtkoekoeksbloem (Silene noctiflora) in Nationaal Park De Hoge Veluwe


In Heukels’ Flora van Nederland (HFN, 2005) staat vermeld dat Nachtkoekoeksbloem misschien uit Nederland ia verdwenen. Dan kijk je als lid van de Florawerkgroep van het Park toch wel blij verrast op als je 2 bloeiende planten van deze zeldzame soort voor je ziet staan aan de rand van een akkertje in het Park en dat er 10 meter verderop nog eens 2 exemplaren in bloei blijken te staan. Wat een ontdekking! Dus toch nog niet verdwenen uit Nederland!

Voor een zekere soortidentificatie van Nachtkoekoeksbloem is het belangrijk om vergissing met Avondkoekoeksbloem uit te sluiten. Nachtkoekoeksbloem is een eenhuizige soort; de bloemen hebben zowel een stamper (met 3 stijlen) als ook meeldraden.

Avondkoekoeksbloem daarentegen is tweehuizig; de bloemen op een mannelijke plant hebben alleen meeldraden, de vrouwelijke planten dragen bloemen met alleen maar een stamper en die heeft 5 stijlen.

Over de Nachtkoekoeksbloem zijn nogal tegenstrijdige teksten in omloop die tot verwar­ring over abundantie en versprei­ding kunnen leiden. In verspreidingsatlas.nl (Nationale Databank Flora en Fauna, FLORON) wordt geschreven dat de soort nog maar op 1 plaats in Zuid-Limburg voor­komt en tegelijkertijd staat daar vermeld dat de soort alleen nog in het noorden van Groningen en Friesland voorkomt.Dat is echter tegenstrijdig met de afgebeelde verspreidingskaartjes. Wel wordt nog toegevoegd dat op ruderale plaatsen de soort elders ook nog wel eens opduikt, maar daar niet bestendig is.

Door ervan uit te gaan dat geschikt habitat van de Nachtkoekoeksbloem eigenlijk alleen maar graanakkers zou betreffen en het voorkomen op overige standplaatsen slechts adventief is, kan de indruk ontstaan dat de soort nog nauwelijks voorkomt in Nederland of misschien al is verdwenen. Terwijl de soort vooral in ruderale vegetaties zo nu en dan toch nog wel geschikte groeiplaatsen vindt. Wel is de soort zeer sterk achteruitgegaan: sinds 2000 nog slechts vermeld van 70 atlasblokken, vergeleken met een presentie sinds 1855 in 226 atlasblokken en 280 atlasblokken sinds 1850 (verspreidingsatlas.nl); dan tussen 1850 en 1855 ineens verdwenen uit 54 atlasblokken?

We controleerden onze vondst in een akkertje in Nationaal Park De Hoge Veluwe nog maar eens extra goed op alle diagnostische kenmerken die van belang zijn voor een zekere determinatie:

  • éénhuizig (bloemen met zowel een stamper alsook met meeldraden)

  • bloemen alle op vrij lange stelen (niet zoals bij Nachtsilene met meer bij elkaar in een nogal naar 1 kant gerichte tros)

  • een 10-nervige, iets opgebolde kelk met 5 teruggeslagen tanden die wel 25% van de lengte van de totale kelk beslaan

  • kelk en bloemstelen dicht bezet met klierhaartjes met daartussen veel langere, klierloze haren

  • van buiten een meestal roomwitte of lichtroze kroon die van binnen donkerder roze is, of toch ook daar roomwit

  • kroonblaadjes met een lange ‘nagel’ en met een ‘plaat’ die wel tot over de helft is ingesneden.

Het was dus echt wel deze soort! En ja, bij het halverwege doorsnijden van een vrucht bleken de zaden daar alle tegen elkaar aan te liggen, niet gescheiden door tussenwanden (HFN, 2005). In verspreidingsatlas.nl staat evenwel vermeld dat in het onder­ste deel van de vrucht toch 3 tussenschotjes aanwezig zijn. Slordig allemaal, zulke verwarrende informatie. Maar aan onze vermelding van de soort in het Park hoeft echt niet te worden getwijfeld. We bewaarden een klein deel van de bloeiwijze van 1 van de 4 planten in het herbarium van de Plantenwerkgroep, om eventuele ongelovigen later toch nog te kunnen overtuigen.

Zoals de naam al suggereert begint de soort ’s nachts te bloeien en is dan iets geurend. In de loop van de dag gaan de kroonbladen naar binnen krommen; alleen bij miezerig of donker weer blijven ze wijd uitstaan. Uit boven­staande foto genomen op 13 september om 4 uur ’s-middags kan worden geconcludeerd dat het toen mooi zonnig weer was. De kroonbladen zijn ingerold, maar de bloem is nog niet verwelkt. De kelk wordt breder tijdens de ontwikkeling van de vrucht, zoals op de achtergrond vaag zichtbaar is.

Nachtkoekoeksbloem is een akkeronkruid dat Nederland al vóór 1500 bereikte (een archeofyt) vanuit z’n oorspronkelijke verspreidingsgebied in vooral Midden-Europa (Tamis et al, 2005). De soort is als adventief in Amerika en Nieuw-Zeeland beland en prefereert droge, warme, basenrijke zomergraanakkers. Dit verklaart wellicht het voorkomen in het Park op het akkertje dat in het voorjaar werd bewerkt en ingezaaid en ook dat de planten zich ondanks de extreem droge zomer toch goed ontwikkelden. Ze produceren nu zaden en die kennen een levensduur van meer dan 5 jaar (Tamis et al 2005).

De ingezaaide zonnebloemen in het akkertje hadden zich in de extreem droge zomer nauwelijks ontwikkeld. Na de daaropvolgende regen werd het akkertje over­woekerd door Harig knopkruid, Kleine ooievaarsbek en met aan de randen ook veel Kleine brandnetel. Enige Boekweit getuigde van het gebruik van het akkertje in een voorgaand jaar.

Nu maar eens kijken of deze fraaie soort zich volgend jaar ter plekke weer laat bewonderen. De vooruitzichten voor een bestendig voorkomen in het Park zijn gunstig, mits het huidige gebruik en beheer van het akkertje wordt voortgezet. We hopen deze 1- tot 2-jarige soort voortaan dan ook nog vaak aan te treffen in het Park.